
Wet Werkelijk Rendement Box 3
- 27 mei 2025
In het kort
- Op 19 mei is er een nieuw wetsvoorstel ingediend. Bedoeling is dat deze wet in 2028 van kracht wordt.
- U gaat jaarlijks een zogenaamde ‘vermogensaanwasbelasting’ betalen. U betaalt dit over directe rendementen én waardestijgingen.
- Onroerend goed of aandelen in startende bedrijven vormen de uitzondering. Hiervoor gaat een ‘vermogenswinstbelasting’ gelden. U betaalt jaarlijks belasting over uw directe rendementen. Waardestijgingen rekent u af bij realisatie.
- Er is niet langer sprake van heffingsvrij vermogen maar van heffingsvrij inkomen.
De Kamer buigt zich over een nieuw wetsvoorstel
Op 19 mei 2025 heeft staatssecretaris van Financiën Tjebbe van Oostenbruggen een definitief wetsvoorstel ingediend bij de Tweede Kamer voor de ‘Wet werkelijk rendement Box 3’. Deze nieuwe regeling beoogt het huidige Box 3-systeem per 1 januari 2028 te vervangen en introduceert aanzienlijke wijzigingen in de belastingheffing op inkomen uit vermogen in Nederland.
Doel van de wet is om wérkelijk in plaats van fictief rendement te belasten
Vermogensaanwasbelasting is de norm
De hoofdregel is de ‘vermogensaanwasbelasting’. Dit betekent dat zowel directe rendementen – zoals rente, huurinkomsten en dividenden – worden belast alsook de jaarlijkse waardeontwikkelingen van vermogensbestanddelen.
Een opvallend aspect hierbij is dat ook niet-gerealiseerde waardestijgingen belast zullen worden, terwijl niet-gerealiseerde waardedalingen aftrekbaar zijn. Deze benadering heeft kritiek gekregen, omdat het inkomen belast dat nog niet is gerealiseerd.
Vermogenswinstbelasting geldt voor onroerend goed en aandelen in startende bedrijven
De uitzondering is vermogenswinstbelasting en is van toepassing op onroerend goed en aandelen in startende bedrijven die niet onder Box 2 vallen. Het belast jaarlijkse voordelen zoals dividenden en huurinkomsten, waarbij kosten zoals financieringsrente en onderhoud aftrekbaar zijn. Waardestijgingen vinden pas bij realisatie plaats, meestal op het moment van verkoop.
Dit moet u weten over onroerend goed
Drie categorieën
Er zijn drie categorieën van onroerende zaken te onderscheiden, afhankelijk van het gebruik:
- Onroerend goed dat het hele jaar wordt verhuurd (minimaal 90%) Hier worden jaarlijks de werkelijke reguliere voordelen (zoals huurinkomsten) in aanmerking genomen.
- Onroerend goed dat het hele jaar niet wordt verhuurd. Hier wordt het directe rendement fictief bepaald via een zogenoemde vastgoedbijtelling. In het wetsvoorstel wordt een vastgoedbijtelling van 3,35% van de WOZ-waarde voorgesteld.
- Onroerend goed dat het hele jaar gemengd wordt gebruikt (combinatie). Hier wordt zowel het bedrag aan werkelijke reguliere voordelen vastgesteld als het bedrag aan vastgoedbijtelling, en wordt de hoogste van de twee belast.
Aftrekbare kosten
In alle categorieën kunnen de jaarlijkse onderhoudskosten en andere periodieke kosten in mindering van het inkomen worden gebracht, ook als de vastgoedbijtelling van toepassing is, mits deze kosten uitsluitend zijn gemaakt ter verwerving, inning of behoud van het inkomen. Het voordeel wordt bepaald door de vervreemdingsprijs te verminderen met de (historische) verkrijgingsprijs, gecorrigeerd voor de kosten van verbetering.
WOZ-waarde
Bij inwerkingtreding van het wetsvoorstel per 1 januari 2028 wordt de beginwaarde voor alle woningen in Box 3 gesteld op de WOZ-waarde van die woning op de waarde peildatum 1 januari 2028 (dat is de WOZ-waarde voor het kalenderjaar 2029).
Onroerend goed in box 1 en 2
Onroerende zaken die in een andere box vallen, zoals de eerste eigen woning of een tot het ondernemingsvermogen behorende onroerende zaak, worden niet in de vermogenswinstbelasting betrokken.
De fiscus gaat kijken naar heffingsvrij inkomen in plaats van vermogen
Het huidige heffingsvrije vermogen van € 57.684 (2025) wordt vervangen door een heffingsvrij inkomen van € 1.800. Dit zorgt ervoor dat belastingplichtigen niet vanaf de eerste euro rendement belasting betalen in Box 3.
Het nieuwe systeem leidt tot meer administratie, maar ook tot meer eerlijkheid
De overgang naar een systeem van belastingheffing op basis van werkelijke rendementen zal administratieve aspecten met zich meebrengen voor u als belastingplichtige. Zoals een gedetailleerde rapportage van uw vermogen en het behaalde rendement, zodat de belastingdienst nauwkeurig kan vaststellen wat het werkelijke rendement is geweest. Deze rapportage moet jaarlijks worden ingediend en omvat zowel directe als indirecte rendementen.
Tegelijkertijd betekent het een belastingheffing die beter overeenkomt met uw werkelijke financiële situatie.
Implementatie gaat niet over één nacht ijs
Het wetsvoorstel streeft naar implementatie per 1 januari 2028, maar dit is afhankelijk van het voldoen aan verschillende voorwaarden. Omdat de invoering van werkelijk rendement in Box 3 een structureel ingrijpende aanpassing vormt voor burgers en de Belastingdienst, zal tijdens de parlementaire behandeling moeten blijken in hoeverre de definitieve wetgeving zal afwijken van het huidige wetsvoorstel en in hoeverre de beoogde invoeringsdatum per 1 januari 2028 daadwerkelijk (IT-technisch) haalbaar is. Uiterlijk 15 maart 2026 zal het wetsvoorstel door de Tweede Kamer moeten worden aangenomen.
Voor vragen neemt u contact op met ons
Neem voor meer informatie over dit wetsvoorstel of de mogelijke gevolgen voor uw situatie gerust contact op met uw private banker. Indien nodig, wordt één van onze financial & estate planners ingeschakeld. Stem uw persoonlijke situatie altijd af met uw fiscalist.