meerwaardebelasting

De meerwaardebelasting: wat u moet weten

  • 8 juli 2025

2025 is niet enkel het jaar van woelige beurzen, ook op fiscaal vlak beweegt er heel wat. Na maandenlang overleg volgde recent een akkoord over de meerwaardebelasting en daaropvolgend speculatie over de concrete uitwerking. Ook hier zit men immers nog in de ontwerpfase voor wat de wetteksten betreft.

We geven u hieronder graag meer informatie over de nieuwe meerwaardebelasting en enkele andere relevante fiscale maatregelen.  

Meerwaardebelasting

Met ingang van 1 januari 2026 zal een meerwaardebelasting van 10% van toepassing zijn op de gerealiseerde meerwaarde op financiële activa zoals beursgenoteerde of niet-beursgenoteerde effecten, beleggingsfondsen , opties, verzekeringsproducten zoals tak 21 en tak 23, cryptomunten, ETF’s, beleggingsgoud, ... Pensioensparen en groepsverzekeringen vallen buiten het toepassingsgebied.

Deze meerwaardebelasting geldt voor natuurlijke personen onderworpen aan de personenbelasting en rechtspersonen onderworpen aan de rechtspersonenbelasting, zoals vzw's en stichtingen. Voor deze laatste categorie wordt een uitzondering voorzien voor zij die attesten voor giften kunnen afleveren.

Aan het verleden wordt niet geraakt. Dit wil zeggen dat de aanschafwaarde die zal dienen om de meerwaarde te berekenen fictief zal vastgesteld worden op 31 december 2025. Hierop geldt één uitzondering; wanneer een aandeel in het verleden duurder werd aangekocht dan de koers op 31 december, zal u de komende vijf jaar via uw belastingaangifte die aankoopkoers als 'aanschafwaarde' kunnen nemen.

Voor niet-genoteerde privébedrijven kan het bepalen van de aanschafwaarde een bijkomende inspanning vereisen. Indien men geen gebruik wenst te maken van de formule (op basis van 4x EBITDA1) die door de wetgever wordt voorgesteld, kan men zelf een waardering door een bedrijfsrevisor of erkend accountant laten opmaken. De fiscus zal deze waardering steeds mogen betwisten.

Van de belastbare meerwaarden kunnen via uw fiscale aangifte ook eventuele gerealiseerde minwaarden worden afgetrokken. Het moet dan wel gaan over minwaarden die werden gerealiseerd in de loop van hetzelfde belastbare tijdperk binnen dezelfde categorie belastbare financiële activa.

De zogenaamde Reynderstaks zal blijven bestaan. Concreet zal men bij een verkoop van een beleggingsfonds in scope van de Reynderstaks steeds rekening moeten houden met 2 belastingen: 30% roerende voorheffing op  het rendement uit het obligatieluik en 10% meerwaardebelasting op het resterend deel van de meerwaarde.

Verder zal er een algemene vrijstelling zijn op de meerwaarde van 10.000 euro per jaar, wat neerkomt op een mogelijke besparing van 1.000 euro. Bij niet-opname  van het volledige bedrag van 10.000 euro zal er 5 jaar lang telkens 1.000 euro overgedragen kunnen worden wat finaal een maximale aftrek van de meerwaarde van 15.000 euro tot gevolg heeft. De vrijstelling zal moeten worden geclaimd via de aangifte personenbelasting.

Voor belangrijke participaties is er in een bijzonder regime voorzien waarbij men vanaf een participatie van 20% een vrijstelling geniet van 1 miljoen meerwaarde. Tussen 1 en 10 miljoen euro meerwaarde gelden lagere tarieven. Pas vanaf 10 miljoen euro meerwaarde geldt het algemene tarief van 10%.

Voor de portefeuilles die u aanhoudt bij Delen Private Bank zal onze bank de belasting kunnen inhouden aan de bron. Voor onze patrimoniale fondsen zal u met de meerwaardebelasting geconfronteerd worden van zodra er een effectieve uitstap of verkoop plaatsvindt.

Wat zal niet onder de meerwaardebelasting vallen:

  • Alle bewegingen die binnen het fonds zelf plaatsvinden. De invulling van uw portefeuille (discretionair beheer) zal dus dagelijks opgevolgd en aangepast kunnen worden zonder enige impact van de meerwaardebelasting.
  • De ontwerptekst stelt dat het wijzigen van kostenklasse geen realisatie uitmaakt.
  • Een schenking of overlijden zal geen realisatie uitmaken. Men zal de aanschaffingswaarde (en dus de fiscale factuur) wel overdragen naar de erfgenaam of begiftigde.

Ook met de invoering van de meerwaardebelasting behouden onze patrimoniale fondsen dus hun voordelen: een efficiënt beheer zonder dat u hier zelf wakker van moet liggen. De beurstransacties gebeuren binnen het fonds en vallen niet onder de meerwaardebelasting. Dit betekent een aanzienlijk voordeel ten opzichte van beheer via individuele lijnen.

Wanneer u uitstapt uit het fonds of van risicoprofiel wijzigt, bent u wél meerwaardebelasting verschuldigd indien u daarbij meerwaarden realiseert. In dat geval kan de bank de belasting voor u inhouden aan de bron en hoeft u zelf niets aan te geven. Als u minderwaarden heeft gerealiseerd en u wil deze in mindering brengen, dient u deze wel zelf aan te geven via de fiscale aangifte.

Aan de meerwaardebelasting is ook een exit-taks gekoppeld voor personen die naar het buitenland verhuizen. Dit zou de Belgische staat moeten toelaten om de niet gerealiseerde meerwaarden toch reeds te belasten op het ogenblik dat men België verlaat.

Echter, voor landen binnen de EU, de EER en landen waarmee België een toepasselijk dubbelbelastingverdrag heeft, wordt er voorzien in een betalingsuitstel waarbij men enkel zal moeten betalen indien men de meerwaarden effectief realiseert binnen de twee jaar na vertrek. Indien er geen verkoop plaatsvindt binnen de twee jaar zal men deze meerwaardebelasting dus niet meer verschuldigd zijn.

 

Conclusie

In regel zal de bank deze meerwaardebelasting dus aan de bron inhouden, maar in bepaalde gevallen (bvb. voor de compensatie van minwaarden, het recupereren van de reeds ingehouden meerwaarde indien de drempelwaarde van 10.000 euro meerwaarde niet wordt gehaald, meerwaarde bij verkoop van aanmerkelijk belang) zal u via de fiscale aangifte zelf het nodige moeten aangeven om een eventuele terugvordering te bekomen.

[1] Deze formule komt neer op het eigen vermogen verhoogd met een bedrag dat gelijk is aan vier keer de EBITDA van het laatste boekjaar afgesloten voor 1 januari 2026.

Meldingsplicht taks op effectenrekeningen

U bent intussen vertrouwd met de 0,15% taks die jaarlijks wordt geheven op effectenrekeningen met een gemiddelde waarde van 1 miljoen euro of meer. Het tarief en de algemene werking van de taks op effectenrekeningen werden behouden maar er werd wel werk gemaakt van nieuwe specifieke antimisbruikbepalingen. Als financiële instelling zullen wij vanaf nu verplicht zijn om volgende transacties te melden:

  • De nominatiefstelling van financiële instrumenten van een effectenrekening indien deze rekening meer dan 1.000.000 euro bedroeg (voorafgaand aan de nominatiefstelling).
  • Het overzetten van een deel van de effecten naar een nieuwe effectenrekening waarbij de titularis van de bestaande rekening ook (mede)titularis is van de nieuwe rekening. Ook hier moet net voor de transactie de rekening meer dan 1.000.000 euro bedragen.

De melding zal wellicht van toepassing zijn voor transacties vanaf 1 juli 2025. De bank wordt dan ook verplicht om vanaf dan deze transacties te monitoren. De bank zal voorzien in gepaste communicatie hieromtrent.

DBI-regime

Indien uw vennootschap investeert in individuele aandelen of participaties, dient u rekening te houden met volgende wijzigingen:

Voor de vennootschap die géén 10% participatie heeft maar wel aandelen aanhoudt voor een aanschafwaarde van minstens 2.500.000 euro, geldt een nieuwe bijkomend vereiste om vrijstelling te genieten. Indien de vennootschap geen kleine vennootschap is, moet de deelneming de kwalificatie van financiële vaste activa hebben om in aanmerking te komen voor de DBI-aftrek. Om hiertoe te kwalificeren, dient u een 'duurzame economische band' te kunnen aantonen. In vele gevallen bestaat deze duurzame economische band echter niet, waardoor men vanaf nu dus wel meerwaardebelasting verschuldigd is voor investeringen boven 2.500.000 euro die geen 10% uitmaken. De beoordeling hiervan zal plaatsvinden op het ogenblik van de toekenning of de betaalbaarstelling van het dividend.

DBI-bevek

Voor uw vennootschap zijn er belangrijke wijzigingen te noteren voor wat betreft de DBI-bevek. 

Een zeer belangrijke wijziging is de verrekenbaarheid van de roerende voorheffing op het dividend uitgekeerd door de DBI-bevek. Deze treedt eveneens in werking vanaf aanslagjaar 2026. Voor boekjaren eindigend op 31/12 betekent dit dat de nieuwe regeling over het in maart 2025 uitgekeerde dividend van toepassing zal zijn. De roerende voorheffing op dit dividend zal enkel nog kunnen worden gerecupereerd als de verkrijgende vennootschap de minimale bedrijfsleidersbezoldiging toepast. Dat betekent dat de vennootschap aan minstens één bestuurder of bedrijfsleider (natuurlijk persoon) een jaarloon van minstens 45.000 euro uitbetaalt. Vanaf 2026 wordt die drempel opgetrokken naar 50.000 euro. Er zal geval per geval moeten worden afgewogen of het de moeite loont om aan deze loonvoorwaarden te voldoen.

In geval van inkoop door de DBI-bevek (wat doorgaans de regel is wanneer de vennootschap haar positie te gelde maakt) zal er niets wijzigen op het vlak van fiscaliteit. Met ingang van aanslagjaar 2026 zal er, in het uitzonderlijke geval dat er een verkoop is door de vennootschap en hierop een meerwaarde wordt gerealiseerd, op deze meerwaarde een heffing van 5% worden toegepast.

Zoals eerder aangegeven, werden bovenstaande nieuwigheden nog niet omgezet in wetgeving. We volgen uiteraard de ontwikkelingen nauwgezet op en informeren u zodra er meer nieuws is over de concrete uitwerking van deze meerwaardebelasting.

9:41
Insta - 1x1-Jul-14-2025-11-51-26-3596-AM link in bio-1

Blijf op de hoogte

Volg Delen Private Bank op sociale media en mis niets van onze laatste updates.