Erfenis (3)

Benadeeld bij een erfenis. Wat nu?

  • 28 mei 2025
  • Actualiteit

Het zal u maar overkomen. Na het overlijden van één van uw ouders blijkt de erfenis volledig aan u voorbij te gaan. Tot uw verbazing zijn de bankrekeningen al leeggehaald, de kluizen ontruimd en de familiejuwelen verdwenen. Wat nu? Heeft u als erfgenaam sowieso recht op een deel? Kan u zich tegen de situatie verzetten of beschermen? En hoe pakt u dat het best aan?

Vooreerst kan niet iedereen zomaar aanspraak maken op een nalatenschap. Alleen wie uitdrukkelijk tot de nalatenschap is geroepen, komt daarvoor in aanmerking. Geroepen worden tot een nalatenschap betekent dat men volgens de wet of een rechtsgeldig testament recht heeft op (een deel van) de goederen die een overledene heeft nagelaten. Pas wanneer men wettelijk of testamentair erfgenaam is, kan men zijn rechten in een nalatenschap laten gelden. Is dat niet het geval, dan biedt het recht weinig mogelijkheden om tegen de verdeling van een nalatenschap op te komen.

Bovendien zijn niet alle wettelijke erfgenamen gelijk. Sommige onder hen genieten niet alleen automatisch erfrecht, maar ook een gewaarborgd erfrecht. Dit betekent dat zij altijd recht hebben op een wettelijk beschermd minimumdeel van de nalatenschap: de zogeheten reserve. Zij worden de reservataire erfgenamen genoemd. Wat na toekenning van de reserve overblijft, vormt het beschikbare deel van de nalatenschap. Over dit deel kan de erflater vrij beschikken bij schenking of testament.

Reservataire erfgenamen en hun gegarandeerde recht

Het Belgisch recht kent vandaag twee categorieën reservataire erfgenamen: de afstammelingen (kinderen, kleinkinderen1 , …) van de erflater en zijn/haar langstlevende echtgeno(o)t(e). Er is dus geen erfrechtelijke reserve voor de (groot)ouders2 , de broer(s) of zus(sen) of de (wettelijk of feitelijk) samenwonende partner van de overledene en evenmin voor zijn of haar andere bloed- of aanverwanten.
Kinderen hebben samen steeds recht op de helft van de nalatenschap in volle eigendom (dan wel in blote eigendom als het vruchtgebruik naar de langstlevende echtgeno(o)t(e)gaat), en dit ongeacht het aantal kinderen3.
Voor de langstlevende echtgeno(o)t(e) bepaalt de wet dat hij of zij altijd minstens recht heeft op het vruchtgebruik van de helft van de nalatenschap. Bovendien mogen schenkingen niet tot gevolg hebben dat de langstlevende het vruchtgebruik verliest op de gezinswoning4  en de daarin aanwezige huisraad. Ter verduidelijking: ongehuwd samenwonende partners kunnen nooit genieten van een reservatair erfrecht.

[1] De kleinkinderen die bij plaatsvervulling van hun ouders opkomen (in geval van vooroverlijden van hun ouders of indien deze laatsten verzaakt hebben aan de nalatenschap), worden voor de berekening van de reserve en het beschikbaar deel slechts gerekend voor het kind waarvoor zij in de nalatenschap van de erflater de plaats vervullen.

[2] De erfrechtelijke reserve van de (groot)ouders werd met de wet van 31 juli 2017 afgeschaft. Sinds 1 september 2018 kunnen zij in ruil voor deze afschaffing aanspraak maken op een onderhoudsvordering op voorwaarde dat de erflater geen kinderen nalaat en dat deze (groot)ouders behoeftig zijn op het ogenblik waarop hun (klein)kind overlijdt. Het bedrag van de onderhoudsvordering is per behoeftige (groot)ouder evenwel begrensd tot 1/4e van de rekenboedel.

[3] Voor de hervorming van het erfrecht in 2018 waren de omvang van de reserve en het beschikbare deel afhankelijk van het aantal kinderen van de overledene.

[4] D.i. het onroerend goed dat bij het openvallen van de nalatenschap het gezin tot voornaamste woning diende.

Erfenis (1)

Wat als u uw reserve niet krijgt?

Wanneer een reservataire erfgenaam zijn reserve niet ontvangt, kan die ervoor kiezen zich daarbij neer te leggen, of kan hij hiertegen in verzet komen. Dit verzet gebeurt via de mechanismen van inbreng en inkorting – twee technieken die bedoeld zijn om te compenseren wat de erflater tijdens zijn leven te veel heeft geschonken of bij testament te veel heeft vermaakt. De kinderen van de erflater (of één van hen) kunnen na diens overlijden naar de rechtbank stappen om de inbreng of de inkorting van een schenking of legaat te vorderen. Dit gebeurt echter niet automatisch: de erfgenaam moet hier zelf actie voor ondernemen.
Het volgende voorbeeld illustreert hoe dit onderdeel van het erfrecht in de praktijk werkt.

Praktijkvoorbeeld: onterving van een kind

Neem nu het geval van Roger, een weduwnaar met twee kinderen. Zijn zoon Wim verliet de ouderlijke woning jaren geleden na een hoogoplopende ruzie en liet sinds die dag nooit meer van zich horen. Zijn dochter Jana, daarentegen, heeft steeds zorggedragen voor haar vader en nam hem zelfs in huis toen zijn gezondheid achteruitging. Roger was haar hiervoor uitermate dankbaar en stelde een testament op waarin hij zijn volledige nalatenschap toebedeelde aan zijn dochter en zijn zoon volledig onterfde. Bij het overlijden van Roger neemt Wim kennis van dit ontervend testament. Hij vraagt zich af of dit zomaar kan, en zo niet, wat hij hiertegen kan inbrengen.

Vanzelfsprekend mag Roger, zolang hij leeft, vrij beschikken over zijn vermogen. Hij mag zijn bezittingen volledig opsouperen of verteren. Hij mag zelfs alles wegschenken, aan zijn dochter Jana, bijvoorbeeld, of aan een derde. Zolang Roger nog leeft, kan zijn zoon Wim hiertegen niets ondernemen, ook niet met een beroep op zijn latere reserveaanspraken. Die rechten ontstaan pas op het ogenblik van het overlijden van Roger. Na het overlijden van Roger kan Wim nagaan of zijn vader tijdens zijn leven niet te veel heeft weggeschonken of gelegateerd, waardoor zijn reserve wordt aangetast. In dat geval zou hij deze schenkingen of testamentaire bepalingen kunnen betwisten.

Alle schenkingen die een erflater tijdens zijn leven deed, moeten bij overlijden bij het overgebleven vermogen worden opgeteld.

Met andere woorden: Roger heeft twee kinderen en moet er rekening mee houden dat elk van hen recht heeft op een vrij en onbelast reservatair erfdeel van één vierde van zijn nalatenschap. De overige helft is vrij beschikbaar. Over dat deel kan Roger in volledige vrijheid beslissen. Zoals hoger reeds gezegd mag hij dit deel in een testament toewijzen aan zijn dochter Jana, waardoor zij uiteindelijk drie vierde van de nalatenschap zou verkrijgen en Wim beperkt blijft tot zijn reservatair erfdeel van één vierde. Roger kan er ook voor kiezen om de nalatenschap anders te verdelen: hij zou de wettelijke reserves kunnen respecteren, en de resterende helft nalaten aan een derde of aan een goed doel, bijvoorbeeld.

De rekenboedel als basis voor de berekening

Vanzelfsprekend heeft de wetgever voorzien in mechanismen om te voorkomen dat reservataire aanspraken worden ondermijnd doordat tijdens het leven (een – te – groot deel van) het vermogen wordt weggeschonken, waardoor er bij overlijden slechts een fractie van het oorspronkelijke vermogen overblijft. De reserve van kinderen moet dan ook berekend worden op basis van het vermogen dat iemand gehad zou hebben indien hij geen schenkingen zou hebben verricht. Alle schenkingen die een erflater tijdens zijn leven heeft gedaan, moeten dus worden opgeteld bij het vermogen dat hij op het moment van zijn overlijden nog bezit. Die totale waarde – de zogenaamde rekenboedel (voorheen ook de fictieve massa genoemd) – vormt het uitgangspunt voor de berekening van de reserve van de reservataire erfgenamen.
Om de reserve van Wim te berekenen, moet men dus rekening houden met alle goederen die op het ogenblik van het overlijden van Roger in de nalatenschap aanwezig zijn, verminderd met de schulden, en verhoogd met alle schenkingen die Roger tijdens zijn leven heeft gedaan. Dit geldt zowel voor de schenkingen aan Jana, als die aan derden. Ook roerende schenkingen (zoals geld, effecten of juwelen) die meer dan vijf jaar5  voor het overlijden van Roger hebben plaatsgevonden, worden in aanmerking genomen. Het gevolg is duidelijk: Roger zal de reserve van Wim niet kunnen uithollen door zijn vermogen reeds tijdens zijn leven weg te schenken, aan Jana of aan een derde.
[5] Drie jaar als Roger zijn fiscaal domicilie heeft in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Erfenis (2)

Schenkingen: op voorschot of buiten erfdeel?

Stel dat Wim bewijzen heeft van eerdere schenkingen aan Jana, hoe komt hij dan te weten of deze schenkingen zijn reserve al dan niet hebben aangetast? Dit wordt duidelijk door na te gaan hoe de schenkingen juridisch gekwalificeerd moeten worden. Een schenking aan een toekomstige erfgenaam, zoals Jana, kan immers op twee manieren plaatsvinden.
Misschien had Roger de bedoeling om Jana en Wim gelijk te behandelen, maar Jana tijdens zijn leven reeds te laten profiteren wat zij na zijn overlijden toch zou krijgen. In dat geval deed hij een schenking als voorschot op erfdeel. Jana zal de schenkingen die zij als voorschot op haar erfdeel heeft ontvangen, moeten terugbrengen in de nalatenschap van Roger of op een andere wijze verrekenen met haar erfdeel (zie verder). Zij moet de schenkingen bij Rogers overlijden inbrengen, zoals dat heet, om de gelijkheid met haar broer te herstellen. Dit kan enkel op vraag van Wim, want alleen mede-erfgenamen zijn ertoe gerechtigd om van elkaar inbreng te vorderen.
Daarentegen kan Roger destijds besloten hebben om Jana daadwerkelijk te bevoordelen ten opzichte van haar broer, door haar een groter deel toe te kennen dan wat zij normaal uit zijn erfenis zou ontvangen. In dat geval deed hij een schenking vooruit en buiten erfdeel (ook genoemd schenking met vrijstelling van inbreng), waardoor de gelijkheid tussen zijn kinderen werd doorbroken. Dergelijke schenkingen moeten bij het overlijden van Roger aangerekend worden op het beschikbaar deel, en zijn dus alleen mogelijk binnen de grenzen van dat deel. Wanneer blijkt dat de schenkingen het beschikbaar deel hebben overschreden, dan moeten deze schenkingen worden ingekort.
Het zijn vooral deze schenkingen vooruit en buiten erfdeel die de aandacht van Wim verdienen, want het beschikbaar deel van de nalatenschap is beperkt. Wanneer de grens van het beschikbaar deel wordt overschreden, wordt de reserve van Wim aangetast. Om zijn reserve te herstellen alsof er geen overdreven bevoordeling heeft plaatsgevonden, kan hij een vordering tot inkorting instellen. Is de overdreven bevoordeling het gevolg van een schenking, dan zal de schenking aan Jana – geheel of gedeeltelijk- ontbonden worden en verliest de schenking haar overdragende kracht ten belope van het in te korten gedeelte. Is de overdreven bevoordeling het gevolg van een (testamentair) legaat, dan komt dit legaat geheel of gedeeltelijk te vervallen, in de mate dat het de reserve aantast.

Cruciaal bij een schenking: geef meteen aan of ze op voorschot van erfenis gebeurt of buiten erfdeel.

Het is bij een schenking dus van cruciaal belang om onmiddellijk te preciseren of deze wordt gedaan op voorschot van erfenis of vooruit en buiten erfdeel. Bij gebrek aan een duidelijke precisering geldt het vermoeden dat ouders hun kinderen gelijk willen behandelen en dus opteren voor schenking als voorschot op erfenis. Die kwalificatie heeft belangrijke gevolgen voor de berekening van de reserve.
Voor schenkingen aan derden (dat wil zeggen, personen die geen kinderen zijn) geldt deze discussie niet. Schenkingen aan derden en schenkingen tussen echtgenoten worden altijd als ‘vooruit en buiten erfdeel’ beschouwd, en moeten steeds worden aangerekend op het beschikbaar deel.

Waardering en moment van waardering bij inbreng en inkorting

Zowel de inbreng als de inkorting vinden sinds 1 september 2018 in beginsel plaats in waarde, en dit zowel voor roerende goederen (gelden, effecten, kunstvoorwerpen…) als voor onroerende goederen (villa, appartement, perceel, terrein…). Dit betekent dat Jana het geschonken goed in beginsel zal mogen behouden, maar dat zij de tegenwaarde hiervan zal moeten vergoeden aan Wim. Wim zal dus enkel de tegenwaarde kunnen opeisen van de schenkingen en legaten maar niet de geschonken of gelegateerde goederen zelf. De enige uitzondering hierop is wanneer Jana zelf beslist om het geschonken goed in natura in te brengen en voor zover dit goed haar nog toebehoort en dit vrij is van elke last of bezetting, waarmee het nog niet bezwaard was ten tijde van de schenking.
Voor de inbreng of inkorting moeten alle schenkingen, ongeacht hun aard, uniform worden gewaardeerd op basis van hun intrinsieke waarde op het ogenblik van de schenking6 . In geval de schenking zou bezwaard zijn met een rente of een andere last, moet de nettowaarde van het geschonken goed – na aftrek van de last – in aanmerking genomen worden.
Om de stijging van de levensduurte te compenseren bij schenkingen die op verschillende tijdstippen hebben plaatsgevonden, moet de waarde van elke schenking worden geïndexeerd7 . Deze indexering gebeurt vanaf de datum van de schenking tot aan het overlijden van de schenker, op basis van het indexcijfer van de consumptieprijzen van de maand van het overlijden, met als basisindex de index van de maand waarin de schenking werd gedaan.
Een uitzondering op het voorgaande betreft de schenking met voorbehoud van vruchtgebruik8 . In dat geval gebeurt de waardering niet op datum van de schenking, maar op het moment waarop het vruchtgebruik eindigt: hetzij bij overlijden van de schenker, hetzij op het ogenblik waarop hij afstand doet van dat vruchtgebruik. Deze waarde wordt vervolgens geïndexeerd vanaf die datum tot aan het overlijden van de schenker.
Dit laatste is een belangrijk aandachtspunt wanneer u in het verleden de aandelen van uw familiale vennootschap schonk met voorbehoud van vruchtgebruik. Vóór 2018 werd de waarde van de geschonken aandelen vastgeklikt op het ogenblik van de schenking (zonder indexatie). Sinds 2018 worden bij de schenking met voorbehoud van vruchtgebruik de geschonken aandelen gewaardeerd op het moment van uw overlijden. Hierdoor moet het kind aan wie u deze aandelen schonk de meerwaarde die hij realiseerde door zijn eigen arbeid tussen het ogenblik van de schenking en het ogenblik van uw overlijden delen met uw andere kinderen (die op die manier kosteloos zullen meegenieten van de opgebouwde meerwaarde). Wenst u het anders, dan doet u er goed aan om bij de notaris met al uw kinderen een punctuele erfovereenkomst te sluiten waarin de waarde op de dag van de schenking wordt vastgeklikt.
De inbreng en inkorting van legaten zal geschieden volgens de intrinsieke waarde van het gelegateerde goed op de dag van het openvallen van de nalatenschap.

[6]De inspanningen van de begiftigde om het goed na de schenking op te waarderen maar ook het risico op waardeverlies blijven bijgevolg ten voordele of ten laste van de begiftigde.

[7]Er wordt geen rekening gehouden met de vruchten die het geschonken goed heeft opgebracht tussen de dag van de schenking en deze van uw overlijden, noch met het voordeel dat uw kind heeft gehaald uit het genot van het goed tijdens deze periode.

[8] En alle andere gevallen waar de begiftigde het recht om te beschikken over de volle eigendom van het geschonken goed niet heeft vanaf de dag van de schenking.

Besluit

Denkt u recht te hebben op een deel van een erfenis, maar blijkt dat u niets krijgt? Dan is het belangrijk te weten dat de zogenaamde reservataire erfgenamen volgens de wet nooit volledig onterfd kunnen worden. U hebt dan recht op een gegarandeerd minimumdeel: de reserve. Die reserve kan u niet zomaar ontnomen worden, ook niet via schenkingen of een testament. Als blijkt dat u dit wettelijk erfdeel niet krijgt, kan u dit aanvechten. De wet voorziet daarvoor in duidelijke middelen, zoals de vordering tot inbreng of inkorting, waarmee de reserve van kinderen kan worden hersteld en zij hun rechten kunnen laten gelden.

Heeft u het gevoel in een dergelijke situatie te verkeren, dan is het raadzaam een specialist te raadplegen. Een notaris of advocaat is de persoon bij uitstek om u hierover te adviseren en te begeleiden in het proces.