Het einde van het jaar nadert. Na de val van het kabinet eerder dit jaar en het aangekondigde vertrek van Staatssecretaris van Financiën Marnix van Rij, leken grote veranderingen op fiscaal vlak onwaarschijnlijk. De realiteit pakte echter anders uit. In september werd het Belastingplan 2024 gepresenteerd met een aantal plannen die mogelijk impact hebben op u als vermogende particulier of DGA (directeur- grootaandeelhouder). Graag informeren we u over enkele van de aanstaande wijzigingen.
Op dit moment geldt voor uw box 3 vermogen de ‘Overbruggingswet box 3’. Dit wordt ook wel de spaarvariant genoemd, waarbij de fiscus kijkt naar de werkelijke vermogensmix. De volgende categorieën worden onderscheiden:
Bij het doen van uw aangifte gaat het om de vermogensverdeling op 1 januari (‘peildatum’). Voor deze drie vermogenscategorieën is voor de belastingheffing in box 3 nog steeds een forfaitair rendement het uitgangspunt. Verder is het goed om het volgende te weten:
Het forfaitaire rendement voor de categorieën spaargeld en schulden wordt pas in februari na het kalenderjaar bekend gemaakt. Voor het kalenderjaar 2023 weten we het dus pas komende februari. Het forfaitaire rendement op overige bezittingen is al eerder bekend:
In de voorlopige aanslag voor 2023 is rekening gehouden met een percentage van 0,36% voor spaargeld en 2,57% voor schulden. Door de gestegen rente kunt u ervan uitgaan dat het forfaitair rendement voor spaargeld hoger uitpakt.
Cliënten vragen ons wel eens of het kan lonen om vermogen binnen box 3 te verplaatsen door bijvoorbeeld beleggingen met een hoog rendementspercentage om te zetten in spaargeld met een laag rendementspercentage. Of door meer schulden aan te gaan. Het antwoord hierop is duidelijk. Het omzetten van vermogensbestanddelen van bijvoorbeeld beleggingen naar spaargeld rondom de peildatum 1 januari tussen 1 oktober en 31 maart leidt niet tot een lagere belastingheffing tenzij sprake is van zakelijke overwegingen. Hiervoor geldt een arbitrageperiode van 3 maanden. De belastingplichtige zal eventuele zakelijke overwegingen op verzoek voldoende aannemelijk moeten maken.
Een voorbeeld
Het vermogen in box 3 bestaat uit € 500.000 spaargeld en € 500.000 beleggingen. Het totale vermogen bedraagt dus € 1.000.000. In de berekening is geen rekening gehouden met het heffingsvrije vermogen van € 57.000.
Het forfaitaire rendement reken je als volgt uit:
Spaargeld: € 500.000 maal 0,36% = € 1.800
Overige bezittingen: € 500.000 maal 6,04% = € 30.200
Totaal forfaitair rendement: € 1.800 + € 30.200 = € 32.000
De belastingheffing in box 3 bedraagt: € 32.000 maal 36% = € 11.520
In september hebben wij u geïnformeerd over het conceptwetsvoorstel over de nieuwe vorm van box 3-heffing vanaf 2027: ‘Wet werkelijk rendement box 3’. U kunt hier meer over lezen in dit artikel.
U betaalt in 2023 26,9% aan box 2-heffing in geval uw BV dividend aan u uitkeert. Vanaf volgend jaar (2024) gaat dit veranderen en gaan twee schijven gelden:
In geval van fiscaal partnerschap mag u beiden van deze grens gebruik maken (€ 134.000).
De tariefwijziging stelt DGA’s voor de keuze om in 2023 wel of geen dividend uit te keren. De hamvraag is dus of het gunstig is om in 2023 dividend uit te keren Stel dat u na al weet dat u komend jaar of in de verdere toekomst een groot bedrag in privé moet betalen, dan kan het lonen om in 2023 nog dividend uit te keren. Als u echter jaarlijks een bedrag in privé nodig hebt voor bijvoorbeeld de aanvulling op uw inkomen of pensioen en dit valt binnen de 24,5% schijf, dan is het gunstig om jaarlijks dividenduitkeringen te doen.
Het uiteindelijke besluit is afhankelijk van drie factoren:
De tweede factor houdt ook verband met uw levensverwachting. Bij een eventueel overlijden moet de voornoemde box 2-claim namelijk worden voldaan. Gezien de complexiteit en het financiële belang, adviseren we u deze problematiek voor jaareinde met uw fiscaal adviseur te bespreken.
In 2020 is het wetsvoorstel ´Wet excessief lenen bij eigen vennootschap´ gepresenteerd. Doel is het ontmoedigen van excessief lenen bij de eigen vennootschap, aangezien het kabinet van mening is dat een aanmerkelijkbelanghouder (ab-houder) de mogelijkheid heeft om belastingheffing langdurig uit te stellen. Een ab-houder is iemand die 5% of meer van de aandelen in een vennootschap houdt.
Een DGA moet vanaf 2023 inkomstenbelasting in box 2 betalen over leningen van een vennootschap, voor zover die leningen aan het einde van het kalenderjaar méér bedragen dan € 700.000 en niet zijn aangegaan ter financiering van de eigen woning. Per 1 januari 2023 wordt aan het eind van elk kalenderjaar het totaal aan schulden van de ab-houder aan de eigen vennootschap berekend. Het deel van de schulden dat de € 700.000 te boven gaat, wordt vervolgens als fictief regulier voordeel in box 2 belast. In 2024 wordt de grens van € 700.000 verder teruggebracht naar € 500.000. Het kan dus mogelijk lonen om dit jaar de schuld aan de BV al tot € 500.000 aflossen tegen 26,9% in plaats van tegen 33% in 2024.
Wij zien dat de invoering van deze wet op veel DGA's financiële impact heeft en dat DGA’s overgaan tot aflossing van de lening bij de eigen BV. Mocht u nog geen actie hebben ondernomen, dan adviseren wij u de mogelijke gevolgen voor jaareinde met uw fiscaal adviseur te bespreken. Dit ook in het licht van de verhoging van het box 2 tarief.
Het Belastingplan 2024 is al door de Tweede Kamer maar nog niet door de Eerste Kamer. Dat gebeurt pas op 19 december.
Heeft u specifieke vragen over de mogelijke impact van de aanstaande wijzigingen op uw financiële positie en planning? Neem gerust contact op met uw private banker. Wij helpen u graag verder.